Raadsels in de duivensport

Onbegrijpelijke verliezen bij jonge duiven

Tot de grote raadsels in onze mooie sport behoren de onbegrijpelijke verliezen bij jonge duiven.

Natuurlijk gaan jongen kwijt als ze niet goed rondvliegen en dus te weinig ervaring en ‘oriënteringsvermogen’ opbouwen. En als ze zwak, ziek of misselijk zijn, zal je ze ook gemakkelijker verspelen. Eenmaal opgeknapt na bijvoorbeeld Adeno-coli-ellende of na ornithosecomplex, moeten we voorzichtig zijn met opleren. Ze moeten wel hersteld zijn en graag vliegen. We zien ‘t liefste dat ze hoog gaan en een half uurtje uit het zicht verdwijnen en echt actief trainen. U kent dat wel, ik zou willen zeggen ‘fanatiek’ vliegen.
De mest moet mooi vast zijn, we zien graag dons en de duiven moeten blinken, strakke veertjes rond de oren, gladde nekken, witte neuzen,  blanke lijven en droge ogen! Als je hard wil spelen met je jonge duiven zal je ze moeten verduisteren. Dat scheelt een forse slok op een borrel. Je houdt ze langer in de veren en daar gaat het over. Het lijken sneller oude duiven. We hebben het over winterjongen en vroege jonge duiven.

Cortisonen

Vroeger werd er veel gedruppeld met bijvoorbeeld Neo Cortef oogdruppels op basis van lincospectine met cortisone. Degenen die dat als eerste ontdekt hadden, speelden de sterren van de hemel. In België is dit fenomeen ontstaan en het sloeg over naar Brabant waar ook een aantal melkers het trucje snel geleerd hadden. Zij maakten kettinguitslagen vooral later in het seizoen op de nationals. Het zij zo. Een hoop werk dat druppelen, een tijdje later ging er 1 à 2 keer per week een druppel op een drinkpot en de rui stond stil. Al jaren staan deze ‘cortisonen’ op de dopinglijst en zodoende werd het verduisteren zeer populair, verduisteren en bijlichten in allerlei verschillende vormen werd, zoals zoveel rondom de duivensport, in België uitgevonden. Soms al meer dan 50 jaar geleden.

Onbegrijpelijke verliezen

Om de onbegrijpelijke verliezen te illustreren het volgende verhaaltje. Een jonge, goede duivenmelker uit België ging zijn ongeveer 90 jonge duiven opleren op 25 km. Hij deed dat al een aantal malen en alles ging goed totdat hij op een ‘kwade’ ochtend wederom naar zijn vaste opleerstek reed. Nu wilde hij ze in 3 groepen van ca. 30 duiven lossen, om het kwartier. Zijn moeder zou ze thuis opwachten en aankomst-notities maken.
De eerste groep kwam vlot thuis als een gesloten peloton. De tweede groep is nooit aangekomen, geen veer, nooit meer iets van gehoord of gezien. De derde groep, wederom een kwartiertje later gelost, kwam in gesloten slagorde aan! Het waren allemaal normale gezonde jongen van één en hetzelfde hok.

In een andere klad terechtgekomen?

Zulk soort verhalen heb ik legio gehoord. Jonge duiven gaan dus ook verloren terwijl ze perfect in orde zijn, kerngezond, en al de nodige kilometers onder de vleugels hebben. Er is eigenlijk maar één zinnige verklaring voor deze ellende. De duiven zijn in een andere (‘grote’) klad c.q. lossing terechtgekomen. Op grond van hun perfecte conditie zijn ze lekker meegevlogen, totdat het besef door begint te dringen dat ze ver van huis zijn. Ze krijgen dorst, worden vermoeid, raken gestrest; een deel raakt nog thuis, maar een ander gedeelte komt niet meer thuis op dezelfde dag en ’s anderendaags wordt dat al moeilijker en moeilijker.

Samenspel van factoren

Toen ik in de jaren zeventig en tachtig heel veel op pad was in Zuid-Limburg met zijn enorme duivendichtheid en veel topspelers, werd ik al snel geconfronteerd met het fenomeen ‘onbegrijpelijke verliezen’ bij zeer goed trainende en dus gezonde duiven. Ik herinner mij nog heel goed dat mijn betreurde vriend Frits Rennenberg mij belde en zei: “Henk kun je alsjeblieft eens gauw langskomen, want ik heb vandaag ineens 40% van mijn jongen verspeeld, gewoon van ’t hok”. Ik dus een paar dagen later naar Bingelrade, een mooi dorpje in het schitterende Zuid-Limburg. Medisch was er niets aan de hand. De duiven leken wel te goed in conditie en dat is iets wat we de laatste 10-15 jaar ook zien. Dan ga je jezelf afvragen wat toch de oorzaken kunnen zijn. Als je alles op een rijtje zet en concludeert en deduceert, kan het niet liggen aan allerlei goedbedoelde hypothesen zoals: straling van zendmasten, genetisch gemanipuleerd voer, zieke duiven enz. Want als we de duiven ’s zomers kweken, gaan ze veel minder snel kwijt, terwijl er dan ook zendmasten staan en het voer hetzelfde is. Ik geloof in een samenspel van factoren zoals vroege kweek, verduisteren, veel trainen en opleren en vroeg in topconditie brengen. Dan is daar nog de stress van roofvogels, niet te onderschatten. Ik krijg met name uit Engeland en Duitsland veel videootjes van hijgende jonge duiven die met lange nekken op het dak naar de hemel staren en die dan een erg gestreste, zenuwachtige indruk maken. Natuurlijk kunnen hijgende duiven, behalve dat ze gestrest zijn of het erg warm hebben, ook een luchtwegaandoening hebben. Maar dan zijn er veel meer andere symptomen!

Het probleem signaleren en proberen te begrijpen kan leiden tot gerichte adviezen. Het zou geweldig zijn als we onze trouwe beestjes ‘live’ zouden kunnen volgen op een monitor. Pas dan krijgen we meer inzicht in wat hen beweegt om niet linea recta naar huis te keren.

P.S. Begrijpelijke verliezen ontstaan als je ‘zieke’ duiven of onervaren duiven gaat opleren. Soms, bijvoorbeeld bij ornithosecomplex, hoeft die ziekte niet zichtbaar te zijn (hij kan latent aanwezig zijn). En natuurlijk in geval van Adeno-coli.

BELGICA DE WEERD B.V. I Postbus 4607 I 4803 EP Breda I Nederland
T +31 76 560 02 22 I F +31 76 565 35 70 I info@belgicadeweerd.com I www.belgicadeweerd.com